Wat ooit een wijdverspreide bedreiging was voor de volksgezondheid, is nu officieel verleden tijd: Suriname is door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gecertificeerd als malaria-vrij. Deze historische prestatie plaatst Suriname als eerste land in de Amazone-regio op de lijst van landen die de ziekte hebben uitgeroeid – een erkenning die het resultaat is van bijna zeventig jaar volhardend werk.
De WHO bevestigde dat Suriname zich nu schaart bij 46 landen en één gebied wereldwijd, waaronder twaalf uit de Amerika’s, die malaria succesvol hebben uitgebannen. WHO-directeur-generaal Tedros Adhanom Ghebreyesus roemde het land als voorbeeld: “Deze certificering toont aan dat het mogelijk is om gezondheidsgelijkheid te realiseren, zelfs in de meest uitdagende omstandigheden. Suriname bewijst dat iedereen, ongeacht afkomst of migratiestatus, recht heeft op toegang tot diagnose en behandeling.”
Ook Jarbas Barbosa, directeur van de Pan-Amerikaanse Gezondheidsorganisatie (PAHO), prees de aanpak van Suriname. Volgens hem ligt het succes vooral in de snelle opsporing en behandeling van gevallen, het voorkomen van verspreiding en de actieve betrokkenheid van gemeenschappen. “Vooral in afgelegen gebieden is jarenlang consequent gewerkt om ook de meest kwetsbare bevolkingsgroepen te bereiken.”
De strijd tegen malaria in Suriname begon al in de jaren vijftig, vooral in de dichtbevolkte kuststreek. Binnenhuisbespuiting met DDT en medicatie zorgden ervoor dat de ziekte in dat gebied eind jaren zestig vrijwel verdween. De aandacht verschoof daarna naar het binnenland, waar malaria hardnekkiger bleek door moeilijkere toegang, traditionele bouwstijlen en beperkte gezondheidszorg.
In 1974 werd een belangrijke stap gezet met de decentralisatie van de zorg. De Medische Zending begon met het opleiden van lokale gezondheidswerkers om vroegtijdige diagnose en behandeling mogelijk te maken in gemeenschappen van inheemse en tribale volkeren.
Toch kende de malariabestrijding ook tegenslagen. Rond 2000 leidde de opkomst van kleinschalige en illegale goudwinning tot een heropleving van de ziekte. In 2001 registreerde Suriname meer dan 15.000 gevallen – het hoogste aantal in de regio. Dit vormde een keerpunt.
Met ondersteuning van het Global Fund en PAHO heeft Suriname sinds 2005 fors geïnvesteerd in een innovatieve aanpak. Sneltesten, moderne medicatie op basis van artemisinine en gerichte mobiele zorgteams maakten het mogelijk om ook migranten en goudzoekers in afgelegen gebieden te bereiken.
Een sleutelfactor in het succes was de inzet van Malaria Service Deliverers – opgeleide mensen uit risicogemeenschappen zelf die zorg toegankelijk maakten voor iedereen. Zij boden diagnose, behandeling en voorlichting, ook aan mensen zonder formele verblijfsstatus.
De laatste lokale besmetting met Plasmodium falciparum werd vastgesteld in 2018 en met Plasmodium vivax in 2021. Sindsdien zijn er geen inheemse gevallen meer vastgesteld.
De officiële erkenning door de WHO betekent niet dat Suriname achterover kan leunen. Waakzaamheid blijft geboden om herintroductie te voorkomen. Toch is het succes een krachtig bewijs dat zelfs een tropisch land met geografische uitdagingen en diverse gemeenschappen erin kan slagen om een dodelijke ziekte volledig uit te bannen – met toewijding, partnerschap en een aanpak die niemand uitsluit.