Dinsdag zijn de financiële voorzieningen voor de rechterlijke macht, de regering, en De Nationale Assemblee goedgekeurd na uitgebreide discussies en verschillende wijzigingen. De wetten werden aangenomen met 28 stemmen vóór en 12 stemmen tegen van de NDP-fractie.
De BEP stemde in, na aanpassingen van enkele principiële punten op de valreep, terwijl de NPS uiteindelijk geen tegenstem uitbracht, maar de vergaderzaal verliet vanwege de stemprocedure, waarbij onthoudingen niet worden meegeteld. De wetsvoorstellen, ingediend door Asis Gajadien (VHP) en Genevievre Jordan (ABOP), zorgen voor belangrijke wijzigingen.
Gajadien benadrukte dat het grondwettelijk vastgelegd was dat de voorzieningen voor de rechterlijke macht via een wet geregeld moeten worden, iets wat pas na 49 jaar is gerealiseerd. De wijzigingen behelzen onder andere dat Assembleeleden vanaf de volgende zittingstermijn geen nevenfuncties meer mogen vervullen.
Bovendien wordt de pensioengerechtigde leeftijd voor rechters op 70 jaar vastgesteld, en kunnen gewezen ministers en assembleeleden geen auto’s meer kopen voor een appel en een ei van de staat. Een belangrijke wijziging kwam toen het voorstel om rechters na hun 70ste jaar een onbelaste pensioenuitkering te geven, werd geschrapt. Dit leidde tot steun van de BEP, die aanvankelijk bezwaar had tegen de belastingvrije regeling.
De NDP-fractie uitte felle kritiek, met Rabin Parmessar die de wet een “grove belediging” voor de samenleving noemde, aangezien de wetsontwerpen de financiële situatie van de drie machten zouden verbeteren, terwijl de armoede in de samenleving groeit. De fractie vroeg om een financiële onderbouwing van de wetsvoorstellen, die niet gepresenteerd werd.
De wet, die de salarisverhogingen en pensioenaanpassingen regelt, werd door assembleevoorzitter Marinus Bee geprezen als een noodzakelijke stap om het systeem te synchroniseren en te zorgen dat gewezen politici niet levenslang worden verzorgd door de staat.
Hoewel de wetswijzigingen verdeeldheid zaaiden, benadrukt de regering dat ze bedoeld zijn om de mobiliteit van de drie machten te verbeteren en de belastingbetaler te beschermen tegen misbruik van staatsmiddelen.