Het Kinderfonds van de Verenigde Naties (Unicef) heeft gehoor gegeven aan de oproep van de Nederlandse ambassade om in te komen met steun aan de getroffenen van de wateroverlast in het binnenland van Suriname. Het VN-fonds heeft woensdag een partij hulpgoederen overhandigd aan het Nationaal Coördinatie Centrum Rampenbeheersing (NCCR). Deze donatie werd in ontvangst genomen door NCCR-coördinator kolonel Jerry Slijngard.
De ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden in Suriname, Henk van der Zwan, sprak zijn erkentelijkheid uit aan het adres van het Unicef voor het in korte tijd gehoor geven aan de oproep van de Nederlandse ambassade. De Nederlandse regering heeft meteen nadat de noodsituatie in Suriname zich voordeed, gereageerd op de noodkreet van de Surinaamse regering.
200.000 euro
Er is een bedrag van 200.000 euro beschikbaar gesteld en dit via het internationale fonds aan Suriname gedoneerd. Het Unicef heeft de hulpgoederen ingekocht en overhandigd aan het NCCR. De Nederlandse diplomaat stelt het volste vertrouwen in het coördinatiecentrum en is ervan overtuigd dat goederen via het NCCR op de juiste plek terechtkomen. De partij hulpgoederen bestaat uit zakken rijst, levensmiddelen, drinkwater, hygiëne artikelen, schoolspullen en speelgoed.
Een Nederlandse expert brengt nu ook in kaart wat de situatie momenteel is zodat er structureel hulp geboden kan worden. Zowel ambassadeur Van der Zwan als Irfan Akhtar – Unicef’s deputy representative voor Guyana en Suriname – vindt het belangrijk dat de meest kwetsbare groepen goed verzorgd worden, te weten vrouwen en kinderen.
“Unicef heeft toegezegd het NCCR, de regering van Suriname, te steunen in deze noodsituatie en de kinderen en gezinnen in het binnenland te helpen om in hun basisbehoeften te voorzien”, gaf Akhtar aan.
De NCCR-coördinator merkte op dat de situatie in de getroffen gebieden momenteel stabiel is en dat het water grotendeels is weggetrokken. “We gaan nu over naar de herstelfase oftewel early recovery om de mensen in staat te stellen terug te keren naar hun oorspronkelijke woongebieden”, zei Slijngard.