De Surinaamsche Bank, Hakrinbank en Finabank zijn tevreden met de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam dat de aangehouden geldzending van 19,5 miljoen euro moet worden vrijgegeven. In een verklaring die ze vrijdag gezamenlijk hebben uitgegeven, wordt aangegeven, dat ze uitkijken naar de vrijgave van de middelen en een spoedige afsluiting van het rechtsproces.
De uitspraak van het gerechtshof komt overeen met hun standpunt van de banken. Dit is van groot belang voor Suriname omdat het bijdraagt aan de stabilisatie van het financiële systeem en het herstel van de reputatie van het land. “Met de afronding van het rechtsproces kunnen de banken zich volledig richten op het versterken van het financiële systeem. Een stabiel financieel systeem zorgt voor optimaal betalingsverkeer, welke in het belang is van het publiek”, staat in de verklaring.
Het gerechtshof Amsterdam heeft op 10 januari besloten dat het beslag moet worden opgeheven en dat de middelen moeten worden teruggestort. Er zijn geen gronden om het beslag te handhaven. De overweging is dat in het belang van strafvordering, het voortduren van het beslag niet is vereist, omdat het volgens het hof zeer onwaarschijnlijk is dat er in een later stadium een strafzaak aanhangig zal worden gemaakt.
Op 13 april 2018 is door de douane te Schiphol een geldzending van de Centrale Bank van Suriname (CBvS) vanuit Suriname, met als bestemming Hong Kong, aan een controle onderworpen. De geldzending betrof een regulier transport van de CBvS, die al jaren op dezelfde manier wordt uitgevoerd. De Surinaamsche Bank, Hakrinbank en Finabank en de CBvS zijn via hun advocaten in overleg gegaan met het Openbaar Ministerie van Nederland om meer inzicht te geven in de achtergronden van de geldzending en om te trachten de kwestie in overleg op te lossen.
Toen dat niet succesvol bleek, hebben de banken ervoor gekozen om op 28 juni 2019 een klaagschriftprocedure op te starten. Op 24 december dat jaar stelde de rechtbank Noord-Holland dat de eis van de banken gegrond is en de middelen moeten worden teruggestort. Het OM besloot op 3 januari 2020 tegen deze uitspraak in cassatie te gaan en op 6 juli 2021 heeft de Hoge Raad besloten dat de klaagschriftprocedure opnieuw moest worden beoordeeld door het gerechtshof Amsterdam.
Op 10 januari 2023 volgde het oordeel in het voordeel van de drie handelsbanken, die juridisch worden bijgestaan door Robbert de Bree en Frans Sijbers van Wladimiroff Advocaten en Aldo Verbruggen van Lumen Lawyers.
