Te Groningen, in het district Saramacca, vond gisteren de plechtige onthulling plaats van het standbeeld van Baba en Mai. Dit standbeeld symboliseert de aankomst van de Hindoestaanse immigranten in Suriname en eert hun belangrijke rol in het district. Het evenement bracht een moment van bezinning en herinnerde aan de diversiteit van de voorouders van de natie, waaronder inheemse, Afrikaanse, Nederlandse, Chinese, Hindoestaanse, Javaanse, Portugeese, Syrische en Libanese voorouders.
Het standbeeld voegt zich bij de bestaande monumenten ter ere van andere voorouderlijke gemeenschappen, zoals de inheemse bevolking, de afschaffing van de slavernij, de boeroes en de Javaanse immigranten, zei districtscommissaris (dc) Sherin Bansi-Durga. Deze bijzondere onthulling viel samen met de viering van 150 jaar Hindoestaanse immigratie in Suriname.
Gedurende een periode van 44 jaar, van 5 juni 1873 tot 1916, werden 34.304 immigranten uit Brits-Indië met 64 scheepstransporten naar de kolonie gebracht. Hoewel een derde van hen volgens overeenkomst terugkeerde naar India na hun contractperiode, hebben de overige 22.614 immigranten ervoor gekozen om in Suriname te blijven en hebben zij zich ingespannen om een betere toekomst op te bouwen voor henzelf en hun nazaten.
Deze inspanningen hebben vruchten afgeworpen, gezien het grote aantal nakomelingen dat tegenwoordig in Suriname (167.000), Nederland (170.000) en de Verenigde Staten woont, waar ze prominente posities bekleden in diverse sectoren van de samenleving.
De onthulling van het standbeeld markeert volgens de dc een belangrijke mijlpaal in de natievorming en benadrukt het belang van het investeren in elkaar en de gezamenlijke opbouw van de samenleving, zoals recentelijk uitgesproken door de president. Het herinnert ons aan de ontberingen en de veerkracht van onze voorouders, die geconfronteerd werden met leed, onderdrukking, angst, uitputting, verdriet en dood, maar ook met hoop, troost en moed tijdens hun reis naar Suriname.