President Chan Santokhi en minister Riad Nurmohamed hebben zich in de laatste dagen van april uitgesproken over de mogelijke gevaren van een politieke koerswijziging na de verkiezingen van 2025. Beiden gebruikten krachtige taal en zinspeelden op economische rampscenario’s als de oppositie aan de macht zou komen.
Het staatshoofd waarschuwde dat de wisselkoers tot boven de SRD 300 per Amerikaanse dollar zou kunnen stijgen indien het volk zou kiezen voor wat hij “de verkeerde regering” noemde. Minister Nurmohamed voegde daaraan toe dat Suriname niet terug moet keren naar partijen “die het land kapot hebben gemaakt”, verwijzend naar de schuldenlast van honderden miljoenen Amerikaanse dollars die jaarlijks moet worden afgelost.
Hoewel hun uitspraken als hyperbolisch worden gezien, raken ze een gevoelig punt in het politieke debat: de erfenis van financieel beleid en de geloofwaardigheid van economisch herstel. Tijdens de regering-Wijdenbosch explodeerde de koers van Sf 406 naar Sf 1173 in vier jaar tijd.
Onder Santokhi steeg de koers van SRD 7,52 naar bijna SRD 37, een stijging van ruim 390 procent. Eenzelfde procentuele toename in een volgende regeerperiode zou de koers inderdaad richting SRD 300 kunnen duwen — het horrorscenario dat Santokhi schetste.
De oppositiepartij NDP vormt in de retoriek van de huidige machthebbers het duidelijke doelwit. Met prominente oud-bestuurders in de gelederen, waaronder een voormalig Assembleevoorzitter en vicepresident, wordt de partij afgeschilderd als “oude wijn in nieuwe zakken”.
Volgens de huidige regering blijft de NDP vasthouden aan het beleid van monetaire financiering en het grootschalig aangaan van leningen, terwijl zij verdedigend optreedt rondom omstreden uitgaven uit de kasreserves en de vervolging van ex-minister Hoefdraad afdoet als politiek gemotiveerd.
Dat de NDP in haar recente campagne geen afstand heeft genomen van haar eerder gevoerde financieel beleid, wordt door critici gezien als bevestiging dat de partij dezelfde koers zal blijven varen. Een koers, zo stelt de regering, die Suriname in het verleden al in diepe financiële problemen heeft gebracht en dat in de toekomst wederom zou kunnen doen. Voor kiezers wordt het verkiezingsmoment in toenemende mate gepresenteerd als een keuze tussen consolidatie of chaos, tussen stabiel herstel of economisch verval.
De toon van de campagne lijkt daarmee gezet: scherp, confronterend en geladen met economische waarschuwingen — waarin het verleden als leidraad dient voor wat komen kan.