Met een principeakkoord in de hand kijkt de regering vooruit naar de geplande dialoog met de vakbonden in 2024. Minister Bronto Somohardjo van Binnenlandse Zaken (Biza) was lid van het clusterteam van ministers dat namens de regering onderhandelde met de vakbeweging.
Hij geeft aan dat de regering al begint met de voorbereidingen voor de dialoog in 2024. Gemengde commissies, bestaande uit zowel overheidsfunctionarissen als vertegenwoordigers van de vakbeweging, zullen samen de knelpunten bekijken en oplossingen zoeken. “We wachten het verslag van de gemengde commissies af. Zij zullen ons feedback geven en waar nodig zullen we aanpassingen maken,” aldus de bewindsman.
Hij verduidelijkt dat de commissies zich zullen buigen over de Belastingwet en de belastingvrije grens. Het bereikte principeakkoord op vrijdag 13 oktober omvat een eenmalige netto koopkrachtversterking van SRD 5000, aldus minister Somohardjo. Dit houdt in dat de koopkrachtversterking van SRD 2500 die oorspronkelijk in november 2023 zou eindigen, wordt verlengd tot en met december. Hier bovenop komt nog SRD 1700, wat samen neerkomt op SRD 4200.
“De overgebleven SRD 800 willen wij zo snel mogelijk uitbetalen,” laat de bewindsman weten. De regering heeft voorgesteld om de SRD 2500 te verlengen tot en met juni 2024, met daar bovenop nog 8% op de bezoldiging. “Maar hierover moet nog worden onderhandeld,” voegt minister Somohardjo toe. Hij is verheugd met het principeakkoord.
“Ik ben blij dat we tot dit akkoord hebben kunnen komen. Als we het excessief hadden verhoogd, zou het een te grote uitgave zijn en zouden de opofferingen die het volk de afgelopen drie jaar heeft gebracht teniet zijn gedaan.”
Minister Somohardjo spreekt ook positief over de bijdrage van de vakbeweging en kijkt hoopvol naar het komende jaar. “Ik ben zeer tevreden over de constructieve houding van de vakbondsleiders. We geloven dat het in 2024 beter zal worden.”
Hij benadrukt dat partijen zonder de constructieve houding van de vakbonden niet tot een akkoord waren gekomen. De bewindsman stelt dat zowel de regering als de vakbeweging het erover eens waren dat inflatie moet worden voorkomen.
