Het Ministerie van Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugdzaken (AWJ) heeft recent gereageerd op publieke uitlatingen over de manier waarop ontslagaanvragen worden behandeld. De berichtgeving in de media heeft volgens het ministerie geleid tot verwarring, en daarom acht men het noodzakelijk om de samenleving helder te informeren over het wettelijk kader en de zorgvuldige procedure die daarbij wordt gevolgd.
Centraal in deze procedure staat de Ontslagcommissie, die opereert binnen de bepalingen van de Ontslagwet 2018. Deze commissie behandelt ontslagaanvragen en neemt namens de minister een besluit. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het beëindigen van het dienstverband ligt echter bij de werkgever. De commissie verleent slechts toestemming in de vorm van een ontslagvergunning; het is aan de werkgever om te besluiten of hij daarvan gebruik maakt.
De behandeling van een aanvraag gebeurt niet lichtvaardig. Zowel werkgever als werknemer krijgen de gelegenheid om hun zienswijze kenbaar te maken. De commissie toetst iedere aanvraag aan objectieve criteria, waarbij hoor en wederhoor een essentieel onderdeel vormen. Eventuele verklaringen van vakbonden worden ook meegenomen. Op deze wijze wordt recht gedaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Volgens de wet is de commissie verplicht binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag een besluit te nemen. Werkgevers zijn hiervan automatisch op de hoogte zodra zij hun aanvraag indienen, waardoor een afzonderlijke mededeling over de termijn niet nodig is. Indien een ontslagvergunning wordt verleend, heeft de werkgever vervolgens acht weken de tijd om daadwerkelijk tot ontslag over te gaan.
Het ministerie onderstreept het belang van duurzame en harmonieuze arbeidsrelaties. Hoewel het faciliteren van goed werkgeverschap en fatsoenlijke arbeidsverhoudingen in eerste instantie de verantwoordelijkheid is van sociale partners, schept de overheid het noodzakelijke juridische kader waarbinnen dit tot ontwikkeling kan komen. Volgens het ministerie vervult de Staat deze rol op een adequate wijze.
In reactie op vragen over de rol van de Arbeidsinspectie bij ambassades, stelt het ministerie bovendien dat inspectie op diplomatiek terrein niet tot de mogelijkheden behoort. Internationale verdragen, zoals het Verdrag van Wenen, verlenen diplomatieke missies immers immuniteit en onschendbaarheid.
Het ministerie benadrukt zijn inzet voor transparantie, rechtszekerheid en zorgvuldige besluitvorming. Het vertrouwt erop dat met deze uitleg helderheid is verschaft over de rol van de Ontslagcommissie en doet een oproep aan alle betrokkenen om in dialoog en wederzijds respect te blijven werken aan gezonde arbeidsverhoudingen in Suriname.