Minister Henry Ori van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur heeft de kritiek weerlegd die beweert dat hij individuen aanstelt op zijn ministerie zonder relevante onderwijsachtergrond. In zijn reactie op vragen van journalisten benadrukte hij: “Ik heb specifiek mensen geselecteerd met een solide onderwijsachtergrond.”
De minister zegt naar deskundigheid en kwaliteit te zoeken. Hij stelt dat mensen met een algemene opleiding, zoals MO-A of MO-B, niet over de kwaliteit beschikken om topmanagementtaken te vervullen. Ori stelt dat de nieuwe benoemingen op zijn ministerie van belang zijn om de veranderingen die plaatsvinden bij het Algemeen Vormend en Beroepsgericht Onderwijs. Hij wijst erop dat er een tekort is aan medewerkers bij enkele vitale diensten van het ministerie.
Op de vraag van een journalist hoe hij omgaat met de kritiek dat hij alleen mensen benoemd die “op hem lijken”, antwoordde de minister ietwat geïrriteerd. “Die conclusie laat ik aan u over”, zei hij. “Het is uw conclusie, maakt u ervan wat u wilt, ik ga er niet op reageren.”
Onderwijsvernieuwing
Wat betreft het doorstromingsbeleid, heeft de minister dit getemporiseerd. “Het doorstromingsaspect speelt pas een rol aan het eind van het jaar”, zei hij. “Daardoor hebben we nu voldoende tijd om afspraken te maken met de schoolleiding en met de leerkrachten.”
De minister stelt dat de leerkrachten volgens de “normale” normen moeten nagaan of een leerling wel of niet overgaat. “Blijven zitten zal gewoon gebeuren indien het noodzakelijk is”, zei hij. Voor de basisvakken rekenen en taal zouden leerlingen geen diepe onvoldoende mogen hebben om over te kunnen gaan.
Desondanks benadrukt de minister dat het voortgangsrapport van de leerlingen nog steeds wordt beoordeeld, waarbij extra aandacht wordt besteed aan leerlingen met lagere prestaties. Om dit proces soepel te laten verlopen, is echter een voldoende aantal onderwijzers essentieel.
De bewindsman ontkent echter dat er een gigantische uitstroom is van leerkrachten. “Er zijn inderdaad enkele vakleerkrachten weg”, zei hij. “Maar wij zijn bezig om samen met het Instituut voor de Opleiding van Leraren te kijken hoe de tekorten aangevuld kunnen worden.”