In een cruciale uitspraak heeft het Hof dinsdagavond besloten de vorderingen van de politieke partijen VLS, DNL en A20 af te wijzen. Hoewel het aannemelijk wordt geacht dat deze partijen hun kandidatenlijsten correct hebben ingediend, vond het Hof dat het belang van een ordentelijk verloop van de verkiezingen op 25 mei zwaarder weegt dan dat van de individuele partijen.
De uitspraak kwam nadat de drie organisaties in hoger beroep waren gegaan tegen de afwijzing van hun deelname aan de verkiezingen. Het toewijzen van hun eis zou volgens het Hof ernstige vertraging kunnen opleveren in het verkiezingsproces, waarvan 20 april een belangrijke scharnierdatum was. Indien de drie partijen alsnog zouden worden toegelaten, zou dat betekenen dat het verkiezingsproces ingrijpend zou moeten worden aangepast, met mogelijke gevolgen voor de haalbaarheid van de verkiezingsdatum.
De rechters wezen erop dat het toewijzen van de eis ook politieke instabiliteit zou kunnen veroorzaken en het publieke vertrouwen in de democratie onder druk zou zetten. In het geval van DNL werd zelfs gesuggereerd dat een noodtoestand tot de mogelijkheden zou behoren, aangezien het eerdere vonnis van de kantonrechter niet uitvoerbaar werd geacht.
Hoewel het Hof erkende dat de partijen sterke gronden aanvoerden en waarschijnlijk correct hebben gehandeld bij het indienen van hun lijsten, stelde het dat het collectieve belang van een vrije, geheime en tijdige verkiezing zwaarder weegt. Bovendien is ook het belang van de overige partijen in dit proces in overweging genomen.
De Staat is veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. De Hofkamer in de zaak van VLS bestond uit rechters Ingrid Lakhisaran, Siegline Wijnhard en Alida Johanns. Bij DNL en A20 maakten Dinesh Sewrattan, Lakhisaran en Johanns deel uit van het Hof, met Dewkalie Rishant als griffier.
