Als voorzitter van De Nationale Assemblée heeft Marinus Bee. de afgelopen vijf jaar aan het roer gestaan van een periode vol uitdagingen, wetswijzigingen en politieke samenwerking. In een terugblik deelt Bee zijn ervaringen, ambities en lessen uit zijn termijn als parlementsvoorzitter.
“Ik ben inmiddels vijftien jaar actief binnen het parlement en heb zowel vanuit de oppositie als coalitie gediend. Maar het jaar 2020, toen ik werd gekozen tot voorzitter van het parlement, markeerde een mijlpaal in mijn loopbaan,” zegt Bee. Zijn ambitie was er al jaren: in 2015 was hij kandidaat-vicevoorzitter. Die ambitie werd later werkelijkheid dankzij jarenlange voorbereiding.
Bee stelde zich als doel om de wetgevingskwaliteit te verbeteren. Onder zijn leiding werden 107 wetten aangenomen, waaronder de invoering van de BTW en een vernieuwd Burgerlijk Wetboek. “Niet de kwantiteit, maar de kwaliteit stond centraal. Alles wat wij als parlement produceren, moet standhouden bij het Constitutioneel Hof,” stelt hij.
De voorzitter roemt de samenwerking binnen het parlement en met de Griffie. “Mevrouw Ruth de Windt en haar team leverden uitstekend werk. Ook met de parlementariërs was de samenwerking constructief, ondanks de politieke tegenstellingen.”
Hij erkent dat er spanningen waren in openbare vergaderingen, maar noemt dit onderdeel van het politieke spel. “In commissievergaderingen was de sfeer juist vaak collegiaal.”
Toch is Bee kritisch op één punt: de begeleiding van nieuwe parlementsleden. “Sommigen komen goed voorbereid binnen, anderen hebben meer ondersteuning nodig. Misschien hebben wij als leiding hier onvoldoende op ingezet. Partijen moeten kritisch zijn op wie zij voordragen, want leden zijn ook een afspiegeling van hun organisatie.”
Of hij zichzelf beschikbaar stelt voor een tweede termijn? Daarover is Bee terughoudend. “Dat zal afhangen van de koers van mijn partij. De voordracht moet vanuit daar komen.”
Tot slot geeft hij zijn opvolger mee om vooral voort te bouwen op de fundamenten die zijn gelegd. “Blijf investeren in mensen en processen. En luister niet alleen naar politieke collega’s, maar ook naar het ondersteunend personeel – zij zijn de ruggengraat van het parlement.”