Door: Robin Austen
In mei 1992, een kleine dertig jaar terug, tekenden het toenmalige guerrillaleger van de huidige vicepresident Ronny Brunswijk en de door Bouterse gesteunde Tucajana Amazones vrede met de Surinaamse regering. Iwan Verveer was tijdens de zes jaar durende binnenlandse oorlog als radio-telegrafist een belangrijke schakel, binnen het leger. Hij vertelt hoe hij als jonge soldaat ervan overtuigd was dat hij streed voor een nobel doel. “Pas later drong het tot me door dat het eigenlijk allemaal een zinloze strijd was”.
De poort waarvoor ik sta, is halfopen en ik kan daardoor naar binnen kijken. Blikjes, emmers, blokken hout en verschillende jerrycans vormen het decor van een erf. Wat vooral opvalt is, dat er ondanks de chaos een duidelijke structuur aanwezig is, die een militaire achtergrond van de bewoner doet vermoeden. Margarineblikjes, die op de millimeter af netjes op een stapel staan. Hetzelfde geldt voor de jerrycans die behalve op afmeting ook op kleur zijn gesorteerd en de berg afvalhout waarvan de diverse afmetingen minutieus op elkaar gestapeld zijn.
“Eenmaal militair, altijd militair, is het eerste statement van de oorlogsveteraan, voordat hij z’n relaas begint. Ik ben van de lichting 81-03 Charly Compagnie mijn commandanten bij de Elementaire opleiding waren kapitein Voogd en Majong, van de laatste weet ik z’n rang niet meer. Het leger was toen vrij goed georganiseerd en je had goed opgeleide onderofficieren. Ik ben opgeleid als radiotelegrafist. Communicatie is de ziel van het leger, waardoor ik al vrij gauw een belangrijke functie kreeg”
Verveer komt er al snel achter dat Ronnie Brunswijk, die hij dan al kent “het was één van Hawker z’n mannen” geen gemiddelde militair was. “Het was ons toen al duidelijk dat dit een jongen was, die allerlei speciale opdrachten zou gaan krijgen later”.
De oorlog
Toen Brunswijk op 22 juli 1986, met een groepje afvalligen van het leger en ontevreden mannen uit Oost-Suriname een aanval ondernam op de militaire post Stolkertsijver in het district Commewijne was de binnenlandse oorlog begonnen. Ik was die dag op de kazerne en als radiotelegrafist werd ik direct door mijn pelotonscommandant ontboden. Mijn taak was om vanaf nu tijdens de verschillende missies de communicatie te verzorgen. In die tijd was ik als jonge militair erg trots op het feit dat ik mijn land een dienst kon bewijzen. We waren aan het strijden tegen terroristen was het devies’ kakkerlakken van de laagste soort en we zouden ze allemaal vernietigen. Op de vraag of hij in details kan treden kijkt hij me lang aan. De doffe blik in z’n ogen vertelt me dat hij het wel zou willen maar het eigenlijk niet aankan.
“Als je in een oorlog hebt gevochten en bizarre dingen hebt ervaren zoals ik, zal de duivel je ziel altijd zo nu en dan lastigvallen en daar helpt geen enkel pilletje, sterke drank en ook geen heroïne sigaret tegen”, prevelt hij, terwijl hij de sigaret, die hij net met de vorige had aangestoken diep inhaleert, waardoor z’n halsslagaders bijna lijken te ontploffen De doffe blik heeft zich tot de grond gewend alsof ze de vragende ogen van de interviewer niet meer kan verdragen. “Gelukkig had ik een goede opleiding, maar er gingen ook jongens mee van 20, 21 die net hun elementaire algemene opleiding hadden gehad. Je kon het angstzweet van die jongens ruiken”
Nadat hij een tijdje zwijgend voor zich heeft uitgestaard mompelt hij binnensmonds, dat deze jongens regelmatig in een groene legerzak, bestemd voor lijken, terugkwamen. “A kronto nanga din blakka djonko bin mek den boi du don don sani ”(De cocaïne en heroïne jointjes zorgden ervoor dat de jongens overmoedig werden en gekke dingen deden)
Naarmate de oorlog zich ontwikkelde, met als dieptepunt de tragedie in Moi Wana, begonnen er bij Verveer steeds meer twijfels te komen over de zin van de strijd die hij voerde.
“De twee lijfwachten Stuart Deel en Doetje van Brunswijk, waarmee de toenmalige rebellenleider toen in de stad was gekomen voor een bespreking waren volgens Verveer twee stoere jongens met wie menig soldaat nog een appeltje te schillen had. Verveer zat zich met andere soldaten te verkneukelen op het weerzien met Deel en Doetje, zodat er wat oude rekeningen konden worden vereffend. Toen ze, vanuit het niets doodgeschoten werden, hadden we al gauw door dat er meer in het spel zat dan alleen maar de controle van Oost-Suriname. Verveer fluistert nu op samenzweerderige toon “ook toen al gebeurden er vreemde dingen op Tibiti, die met drugs te maken hadden.
Verveer, die op Aruba en Curaçao een cursus als medewerker militaire bijstand had gevolgd, zag steeds meer voormalige strijdmakkers om zich heen verzuipen in extreem drank en drugsgebruik.
“Het hele perfecte plaatje dat ik voor me had werd aan diggelen geslagen. Ik begon me steeds vaker af te vragen of dit het was, of dit de missie was waarvoor ik mijn leven wilde opofferen”. “Nadat ik bij een ongeluk met een pantserwagen een goede kameraad van het eerste uur kwijtraakte begonnen de demonen me lastig te vallen”. Verveer kon het niet meer opbrengen en zwaaide in 1991 af.
“De nazorg was eigenlijk nonsens” foetert de oorlogsveteraan vanuit het niets, met een bulderende stem. Een paar dagen in een huis met zwembad en airco en alle andere zoete genoegens van het leven, moesten er volgens de ex-militair voor zorgen dat alle ‘hebi’s’ verwerkt werden. We hebben jarenlang moeten bedelen om een uitkering. “Elke maand krijg ik nu 300 SRD van mijn geweldige werkgever. Hoe vindt u dat?” vraagt hij lachend
Op de vraag of hij het weer zou doen als hij het over mocht doen, verduidelijkt Verveer dat het niet om zijn beroep ging. “Ik stap er zo weer in, maar de oorlog was vuil, nodeloos en het heeft weinig opgeleverd. Toen ik afgezwaaid ben, heb ik een certificaat behaald, waarmee ik aan veeteelt mocht doen. Enkele jaren terug had ik een aantal koeien, geiten en varkens, maar ja… de buurt begon te klagen. Ik heb nu m’n kippen, duiven en honden….en weet u, zij jagen die duivels weg als ze me weer lastig komen vallen”. Hij staat zonder nog verder iets te zeggen op en loopt richting de halfgeopende poort, waar de lokroep van kakelende kippen en koerende duiven hem weer in balans zal brengen.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in dWT