Vandaag is het alweer honderd en achtenvijftig jaar geleden dat de slavernij werd afgeschaft in Suriname op 01 juli 1863. Vele duizenden Afrikanen waren 300 jaren daarvoor, van huis en haard weggesleept door barbaren uit een ver land en in het bedompte ruim van kleine schepen over de grote wateren vervoerd naar voor hun onbekende oorden.
Eén van die oorden was Suriname, heel ver van wat de gekidnapte mensen ooit hadden gekend. Velen van onze voorouders hebben hier geleden. Ze moesten hard en lange uren werken onder slaag. Zij hadden geen zelfbeschikkingsrecht, hun moeder voor hen had ook geen zelfbeschikkingsrecht en hun groot, overgroot, betovergrootmoeder voor hen ook niet. Vaders worden hier niet genoemd, want slaven mochten niet trouwen. Je had niets. Je vrouw was van de meester. Je kind en man waren ook eigendom van de meester.
Excuses van het nageslacht van genoemde barbaren zijn niet voldoende om ons genoegdoening te geven voor wat zij ons hebben aangedaan. Smartegeld lijkt mij eerder op zijn plaats. 01 Juli 1863 een dag van bezinning.