Demissionair minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft advies gevraagd aan de Raad van State betreffende het vraagstuk rondom de tienduizenden Nederlandse ouderen van Surinaamse afkomst die een gedeeltelijke AOW-uitkering ontvangen. De RvS heeft op haar beurt aangegeven dat er geen wettelijke grondslag is voor een tegemoetkoming voor deze groep.
De Tweede Kamer diende in 2020 een motie in om te onderzoeken of deze groep toch kan worden gecompenseerd, en afgelopen zomer pleitte de commissie-Sylvester voor het dichten van het AOW-gat door middel van een eenmalige, belastingvrije tegemoetkoming.
De commissie erkend dat er geen juridische plichten zijn voor het kabinet omtrent dit vraagstuk, echter deden zij toch deze aanvraag in het kader van ‘morele plicht’ aan demissionair minister Koolmees. Die heeft daarop de Raad van State om nog een advies gevraagd. De RvS heeft alleen naar het juridische aspect van de kwestie gekeken. Een beslissing over het toekennen van de tegemoetkoming wordt overgelaten aan het volgende kabinet.
Er is sprake van geen wettelijke grondslag omdat Suriname voor de onafhankelijkheid in 1975 niet tot het Nederlandse “Rijk in Europa” behoorde. Bij de invoering van de AOW in 1956 was dat een voorwaarde voor het basispensioen.
