Van de 77 duizend mannen die in 2024 voor het eerst vader werden was bijna twee derde tussen de 30 en 40 jaar oud. Een kwart was jonger dan 30 jaar.
Een relatief klein percentage mannen krijgt voor hun 25e een eerste of volgend kind. In de afgelopen vijf jaar werden jaarlijks 3,5 duizend baby’s geboren met een vader jonger dan 25 jaar. Daaronder waren naar schatting rond de 350 tienervaders. Ook na hun vijftigste krijgen relatief weinig mannen een kind. In 2024 hadden 2,5 duizend kinderen een vader van vijftig jaar of ouder, van wie ruim een derde het eerste kind was.
In totaal telt Nederland naar schatting 4,2 miljoen vaders (van jonge en van volwassen kinderen). Er zijn minder vaders dan moeders (4,9 miljoen). Doordat mannen gemiddeld op latere leeftijd vader worden dan vrouwen moeder, is het verschil tussen het aantal vaders en moeders het grootst onder de 25 jaar. Die leeftijdsgroep telt ruim drie keer zo veel moeders (24,0 duizend) als vaders (7,7 duizend). Ook tussen de 25 en 35 jaar zijn er ruim anderhalf keer zo veel moeders als vaders.
In de leeftijdsgroep van 35 tot 75 jaar is het verschil kleiner, waarna het weer groter wordt. Dat heeft er vooral mee te maken dat mannen gemiddeld minder oud worden dan vrouwen. Er zijn ruim anderhalf keer zo veel moeders als vaders van 85 jaar of ouder.
Bij het lagere aantal vaders dan moeders speelt ook een rol dat niet van alle kinderen de vader in het bevolkingsregister bekend is (zie laatste alinea), en dat wat meer mannen dan vrouwen kinderloos blijven.