Suriname
Fort Boekoe (1771-1772) was de versterkte nederzetting en verblijfplaats van de Boni-marrons. Boekoe lag op een verhoging in een moerasgebied en was bereikbaar via een geheim pad dat gedeeltelijk verborgen lag onder het wateroppervlak. Het dorp was versterkt met palissades en werd verdedigd met enkele kanonnen. Vanuit Boekoe werden overvallen op nabijgelegen plantages uitgevoerd. In september 1772 werd Boekoe veroverd en met de grond gelijkgemaakt door de troepen van het gouvernement en het korps Zwarte Jagers (Redi Musu). De gevangengenomen marrons werden in Paramaribo ondervraagd. 15 werden ter dood veroordeeld. De patrouilles die werden gezonden om de gevluchte marrons te achterhalen hebben naar schatting nog eens 50 tot 60 marrons gedood.
Fort Boekoe speelde een belangrijke rol in de eerste Boni-oorlog (1765-1776) en is een symbool geworden voor de opstand van de slaven tegen het plantagesysteem en de koloniale overheersing.
Bron: Wikipedia, link
Irak, de Zanj-opstand
De Zanj-opstand is een grote opstand tegen het Abbasidische kalifaat, die plaatsvond van 869 tot 883. De leider van de opstand was ‘Ali ibn Mohammed. De Zanjs waren slaven (gehaald uit Oost-Afrika) die voornamelijk werden gebruikt voor landbouwarbeid als onderdeel van de plantage-economie van Zuid-Irak. De werk- en leefomstandigheden van de Zanj werden als buitengewoon ellendig beschouwd.
De opstand begon in september 869. De volgende 14 jaar waren de Zanj in staat om de superieure legers van de Abbasidische regering te bevechten door een guerrillaoorlog te voeren tegen hun tegenstanders. Ze werden bedreven in het overvallen van vijandelijke steden, dorpen en kampen (vaak ’s nachts), het grijpen van wapens, paarden, voedsel en gevangenen en het bevrijden van andere slaven, en de rest tot as verbranden als uitstel van vergelding. Naarmate de opstand evolueerde, bouwden ze ook forten (in moerasgebieden met Al-Mukhtarah als hoofdstad), bouwden ze een marine om de kanalen en rivieren in de regio over te steken, inden ze belastingen in gebieden onder hun controle en sloegen ze hun eigen munten.
Al-Mukhtarah werd belegerd in februari 881 en in de loop van de volgende twee en een half jaar werd aan iedereen die zich vrijwillig zou onderwerpen genereuze voorwaarden aangeboden om de strijd op te geven. De val van al-Mukhtarah in augustus 883, gecombineerd met de dood of gevangenneming van ‘Ali ibn Mohammed en de meeste rebellencommandanten, maakte een einde aan de opstand en de overgebleven rebellen gaven zich over aan de regering of werden gedood. Het dodental varieert van 300.000 tot 2.500.000.
Ingezonden : Ahmad Jhawnie